Carnavaleske achtergronden Valentijn
1 Valentijn? 1.1 Vogeltjes 1.2 Carnavaltheater 2.1 Ourson 2.2 Carnavalspelen 2.2.1 El dia de l'osso 2.2.2 De Baskische Artsa 2.2.3 Marti 3.1 Carnavalsberen 3.2 Menselijk beest 3.4 Gekscheren 4.1 Vrouwendag 4.2 Carnavaldag 4.3 Mobiel feest 4.5 Seizoenregulator 4.6 Wildeman 5.1 Beerheiligen 5.3 Devotie 5.4 Goddelijke wind 6 Puzzel |
De tekst die
volgt is nog niet volledig af. Tegen een volgende
Valentijnsdag hoop ik dit werk verder af te maken. Valentijn is de laatste jaren uitgegroeid tot een groot feest der verliefden. Bij het naderen van veertien februari, beginnen jonge en minder jonge verliefden cadeautjes te kopen en kaartjes te versturen. Restaurants bieden speciale menu’s en lopen vol. Deze dag is een commerciële voltreffer voor de producenten van geschenkartikelen en juweliers. Deze mode lijkt uit Amerika te komen. In elk geval is de invloed van Amerikaanse emo-industrie merkbaar. Wie was deze Valentijn die onze handelaars zo een ondersteuning biedt?
Gezien hij als katholieke heilige vernoemd wordt, starten we onze speurtocht in de heiligenkalender. We vinden er een aantal heiligen met de naam Valentijn[1]:
Historisch staat niets vast van al deze verhalen. Zelfs de christenvervolgingen waarnaar deze legenden verwijzen, blijken achteraf niet die omvang te hebben gehad die men ons wel eens wil doen geloven. Deze verhalen lijken achterna uitgevonden legenden om een bepaalde traditie te verklaren. Een heilige heeft waarschijnlijk zelf weinig te maken met het liefdesfeest dat op Valentijn gevierd wordt. Waar komt dan het verband tussen een ongekende Valentijn en de liefde vandaan. We gaan te rade bij enkele folkloristische kalenders. Volgens het volksgeloof kiezen de vogeltjes op veertien februari hun wijfje. Vandaar dat deze dag in ons land, zoals bij onze buren, als ‘lievekensdag’ wordt aangezien.[2] CELIS illustreert dit gebruik met een rijmpje: Dits de dagh van Sinte Valentine, Sir Walter SCOTT beschrijft in soortgelijke bewoordingen deze dag in The Fair maid of Perth: “Tomorrow is St Valentine's Day, when every bird chooses his mate. I will plague you no longer now, providing you will let me see you from your window tomorrow when the sun first peeps over the eastern hill and give me right to be your Valentine for the year.”[4] Het voorbeeld van de vogeltjes werkt dus inspirerend op de verliefden. Zowel VER ELST als CELIS schrijven over het liefdesfeest: “Verloofden geven elkaar een geschenk en wie zijn zoet lief nog niet had uitgekozen kon er dien dag zeker een kiezen, want de meisjes moesten op St. Valentijndag tegenover de jongens biezonder goed gemutst zijn.” En verder: “Men koos vroeger op dezen dag zijn zoete lief. Het was het gebruik onder de jonkheden van te raden, bij lot anderszins wie zij gingen ten huwelijk krijgen”. Het gebruik van lotje te trekken werd later een godvruchtig gebruik. Men lootte een beschermheilige voor het jaar: dit gebeurde zowel in de kloosters als begijnhoven. De begijntjes kozen hun heilige van het jaar door een lotje te trekken uit een zak, waarin alle heiligen van de jaarkrans op papiertjes genoteerd waren.[5] Is het een toeval dat Valentijn een liefdesfeest is en is het even toevallig dat dit feest valt op 14 februari? We zoeken verder! 1.2 Carnavaltheater terug inhoud Tijdens de Middeleeuwen werd tijdens Vastelavont op de marktpleinen een toneelstuk opgevoerd waarvan de naam verwijst naar Valentijn. We vonden een afbeelding van het toneelstuk bij BRUEGEL. In de Brusselse Albertina hangt een houtsnede uit 1566 van onze grote schilder met als titel Maskerade van Valentijn en Ourson. Deze prent is de uitbeelding van de carnavalsklucht Het Spel van de Wildeman. Inderdaad! Valentijnsdag valt meestal in de periode waarop de Vette Dagen gevierd worden. De veertiende februari is een carnavalsdag.
De klucht handelt over twee broers. Ze beleven allerlei avonturen, waarbij zij een jonkvrouw, Rosemunt, bevrijden uit de macht van een reus. De twee broers noemen Valentijn en Ourson. Op de prent zijn ze nadrukkelijk voorzien van onechte baarden. Op de achtergrond haalt een als vrouw vermomde geld op bij de buurtbewoners. Op een ander werk van BRUEGEL[6] zien we een man in vrouw verkleed aan Ourson een ring overhandigen die onzichtbaar maakt.
2.1 Ourson terug inhoud Aan latere uitgaven van de prent van BRUEGEL is een vierregelig vers toegevoegd, dat misschien als epiloog op het Vastelavontspel mag worden beschouwd.
Ick Wildeman, moet my nu wel
ghevanghen gheven. Dit vierdelig vers verwijst naar een gekend middeleeuws ridderverhaal, dat bekend is uit een Duitstalige versie uit de vijftiende eeuw. Het stamt oorspronkelijk uit de Provençaalse hoofse literatuur.[7] Het ridderverhaal gaat ongeveer als volgt. [8] Een koningin, Bellissant, is zwanger van een tweeling, maar een hofdienaar maakt haar verdacht bij haar jaloerse echtgenoot, koning van Constantinopel.[9] Ze vlucht naar Frankrijk en zoekt onderkomen bij haar broer, koning pepijn. Zover geraakt ze niet! Want als haar lange en gevaarlijke tocht bijna ten einde is, bij het doortrekken van het bos van Orléans, krijgt ze barensweeën. Terwijl haar schildknaap een vroedvrouw gaat zoeken in een naburig dorp bevalt ze van een tweeling. Ineens verschijnt een berin vanuit de struiken. Deze neemt één van de twee borelingen in de snuit, verdwijnt er mee tussen de bomen en spurt ermee naar haar nest. Daar diep in een grot, geeft ze de jonge boreling aan haar welpen.
Zoals elke moeder zou doen, stort koningin Bellisant, nog bebloed en uitgeput van de bevalling, zich huilend in de achtervolging. Aan de ingang van een diepe spelonk moet ze noodgedwongen halt houden. Dan beseft ze dat haar andere baby nog aan de eik ligt. Angstig loopt ze terug maar ook haar ander kindje is verdwenen. Half gek van verdriet verlaat Bellissant voor altijd dit verhaal. De andere boreling is intussen gevonden door Koning Pepijn, die verbaasd is zo'n mooie boreling tussen het mos aan de voet van een eeuwenoude eik te vinden. Pepijn beseft niet dat de kleine zijn neefje is. Hij besluit het kind te adopteren en geeft de knaap een opvoeding tot edelman. Hij wordt Valentijn genoemd en groeit uit tot één der schoonste ridders van het hof, alom geroemd om zijn edel uiterlijk, zijn cultuur, zijn edelmoedigheid.
De andere kleine die in de grot van de berin geland is, eindigt tegen alle verwachting in, niet opgepeuzeld in een berenmaag. Integendeel, de beertjes doen de kleine geen kwaad en beginnen te spelen met het kind. De berin voedt de boreling en berinnenmelk heeft zeer krachtige effecten. Het kind groeit buiten proporties uit tot een krachtige jongen. Bovendien wordt hij bedekt door een bruine vacht zoals zijn speelkameraadjes, de berenwelpen. Hij wordt de heerser over de dieren en het woud. De angstige boeren noemen hem Ourson de Wildeman. Het is een stichtend verhaal in de sfeer van de mysteriespelen. Uit dezelfde moederschoot groeit zowel een baarlijke duivel als een edele creatuur. De reputatie van de harige wilde verspreidt zich over het gehele land. Vele ridders trekken naar het woud om de wilde op te jagen, maar geen enkele overleeft een ontmoeting met Ourson! Op een dag besluit Valentijn, de niets vermoedende tweelingbroer, op jacht te gaan naar de Wilde die de inwoners van het koninkrijk teistert. Om geen andere levens in gevaar te brengen trekt hij alleen het bos in. Dagen lang doorzoekt hij alle hoeken en kanten van het woud. Opeens begint zijn paard te steigeren. Het schichtige dier is overmeesterd door een ware paniek. Paarden zijn zeer gevoelig voor de aanwezigheid van beren. Daardoor beseft Valentijn dat de man-beer dichtbij is. Hij kruipt in een boom en verbergt zich. Ourson de Wildeman is dichterbij gekomen. Hij wil het paard kalmeren. Als het dier schichtig en zenuwachtig blijft rondspringen en trappelen, dreigt Ourson met een gespierde mep van zijn behaarde knuist. Vanuit zijn schuilplaats heeft Valentijn de wilde man geobserveerd. Hij is poedelnaakt en zijn gespierd lijf is overdekt met een dikke berenvacht. Zijn paard in gevaar ziende, schreeuwt Valentijn waardoor de Wilde hem ontdekt. Met tekens, want Ourson kent de mensentaal niet, daagt hij de ridder uit.
Zo komt het dat de broers in een tweekamp tegenover elkaar staan. Weldra weerklinkt in het bos het gehijg en geschreeuw van de vechtende mannen. Wildeman beschikt over bovenmenselijke krachten, maar vecht met blote handen. De ridder is een meester in het hanteren van het zwaard. Ourson raakt gekwetst met twee diepe sneeën. Uitzinnig van pijn trekt hij een eik uit de grond en begint met deze reuzenknots op Valentijn te hameren. Deze ziende dat hij verliest, probeert door praten de Wilde te kalmeren. Ourson lijkt door stem beïnvloed. Misschien is hij onbewust gevoelig voor de wet der natuur die niet wil dat twee broers elkaar doden. Onze Wilde staakt de strijd en onderwerpt zich aan Valentijn. Deze is verwonderd en blij met zijn onverwachte overwinning. Hij ketent Ourson en leidt hem gevankelijk mee. De confrontatie van Wildeman met dorpen en mensen is een ideaal gegeven voor de middeleeuwse klucht. Vooral zijn eetgewoonten zijn opvallend. Als hij daarenboven wijn leert drinken is het hek van de dam.
Eindelijk komt Valentijn met zijn gevangene op de koninklijke burcht. De naakte en harige man wekt de nieuwsgierigheid van de hofdames. Ourson lijkt bovendien over speciale gaven te bezitten, zodat weldra heel het kasteel gonst van geruchten over amoureuze avonturen. Intussen is Ourson-Wildeman netjes gewassen en de lange haren die zijn lichaam bedekken worden geschoren. Een kruis tussen zijn schouders laat hem herkennen als de verdwenen koningszoon en broer. Onze voorouders hielden van moraliseren: het wilde beest Ourson, blijkt de ontdubbeling te zijn van de fijnzinnige Valentijn. Ourson, geschoren en netjes gekleed, is het evenbeeld van zijn broer, maar zijn liefde voor wijn en vooral zijn omgang met het ander geslacht verraden in hem het wilde beest. Geen enkele dame is veilig voor zijn voortdurend opbruisende driften. Uiteindelijk vertrekken beide broers ten oorlog tegen de Moren. Ourson-Valentijn wordt koning van Constantinopel, later kluizenaar in een woud en Meester der Dieren. In het verhaal van Ourson botsen cultuur en natuur. Eens zijn vermomming verdwenen, blijkt hij een koningszoon. De beer blijkt een vermomde man te zijn. 2.2 Carnavalspelen terug inhoud De afbeeldingen en het verhaal doen denken aan bekende carnavalspelen uit de Pyreneeën. Deze carnavalsspelen gaan vermoedelijk terug op een oudere versie van het hoofse verhaal. Ze zouden een literaire bewerking zijn van een originele mythe over het ontwaken van de beer uit zijn winterslaap, uitgebeeld tijdens carnaval.[10] De bergen die de grens vormen tussen Frankrijk en Spanje, waren nog niet zo lang geleden het woongebied van talrijke beren. De bergbewoners leefden van landbouw, veeteelt en jacht. Ze stonden dicht bij de natuur. De wilde beer is een vast gegeven in het dagelijks leven en dus ook in hun folklore. Ondanks de sociaal-economische evolutie blijven deze dieren een vooraanstaande plaats innemen in de folklore, zeker in de carnavalfolklore. Tijdens de carnavaldagen worden spektakels opgevoerd waarin één of meerdere in beer verklede mannen worden opgejaagd. Het thema van deze spelen is een beer die een vrouw overvalt of verleidt. De figuur van de vrouw op de schilderij van BRUEGEL, Rosemunt, herkennen we in deze opvoeringen. Ook hier treedt een travestie op die Rosetta heet. In het Catalaanse deel van de Pyreneeën titelt het verhaal Rosaura de l’os. In het Spaanse deel van de bergen is er eveneens een gelijkenis in de vrouwennaam, Rosaura, met het werk van BRUEGEL. Het tweede deel van de benaming van het toneelstuk, ‘os’ of ‘osso’ betekent ‘beer’ in het Catalaans. GAIGNEBET heeft de overeenkomst tussen de scène op de werken van BRUEGHEL en de spelen in de Pyreneeën aangetoond.[11] Zit hier een invalshoek voor een beter begrip van de symboliek op Valentijnsdag? We zoeken verder! 2.2.1 El dia de l'osso terug inhoud
Tijdens de carnavaldagen verlaten enkele mannen in de vroege ochtend hun dorp en gaan naar het nabij gelegen bos om zich te verkleden in beer. Naargelang de eigen dorpstraditie bestaat hun kostuum uit aan elkaar genaaide geitenvellen of schaapsvachten. Soms draagt men een berenmasker, elders maakt men zijn gezicht zwart. In de morgen komen de beren naar het dorp om de bevolking en vooral de (jonge) vrouwen lastig te vallen. Ze grabbelen met hun zwarte handen hun slachtoffers en besmeuren hun aangezicht met roet. Uiteindelijk gaan de mannen van het dorp een jacht organiseren op de verklede beer. Hij (of ze) wordt gevangen genomen en geketend. Dan organiseert een barbier of berentemmer een soort dans die de bedoeling heeft de beer te temmen. Dit is een eerste vorm van beschaven van de wilde. Nadien wordt de beer geschoren met een bijl of groot scheermes. Een dikke zwarte worst wordt in wijn gedrenkt en dient als scheerkwast. Na het scheren worden de symbolen van de wildheid, huiden en het zwarte aangezicht, weggenomen. Ineens weerklinkt een schot en de beer (of beren) valt dood. Niet voor lang want de beer herleeft, dikwijls door tussenkomst van een jonge vrouw. Daarna volgt een grote danspartij, de ‘danse du mariage’. (Fotos Gaignebet)
De symboliek van deze opvoeringen is duidelijk. Het herleven van de Beer verwijst naar het einde van de winter. Het scheren en ontzwarten van de aangezichten is het beschaven van de natuur. De dans is de opening van de lente en bevordert de vruchtbaarheid van akkers, kudden en vrouwen. 2.2.2. De Baskische Artsa terug inhoud
Zowel in Frans als in Spaans Baskenland is de beer dikwijls het centrale personage in de wintermaskerades. In de vallei van de Soule wordt een beer, Artsa, door zijn temmer rondgeleid midden een groep kinderen. Deze laatsten beelden de schapen uit en vluchten naar alle kanten weg zogauw de beer hen bedreigd. Daartoe verschalkt de beer voortdurend de waakzaamheid van zijn begeleider, waarna hij zich op de kinderen stort om hen te grijpen. Dit spel is een illustratie van de verhalen over de beer die in de lente na zijn winterskaap afzakt naar de dorpen om vee te stelen. [12] 2.2.3. Marti terug inhoud In de Hautes-Pyrénées neemt het spel echte theatrale vormen aan. Tijdens het carnaval gaat een groep met verscheidene beren, berentemmer, jagers en geneesheer van boerdij tot boerderij. De temmer laat zijn beren dansen en springen. Plots panikeert de eigenaar van het bezochte huis. Hij neemt zijn geweer en schiet de beren dood. Dit wordt het centrale thema in de rest van het toneelstuk. De berentemmer begint te jammeren dat hij zijn kroostrijk gezin moet onderhouden. Daartoe zijn de beren noodzakelijk want ze zijn de broodwinning. Dan komt de dokter tussen. Deze wordt door de berentemmer gedwongen zijn beer (beren) weer levend te maken. Met veel burleske gebaren probeert deze dit te doen, wat herhaaldelijk mislukt. Plots verandert de berentemmer in medicijnman. Hij verdrijft de klungelende dokter. Met gebaren die aan een sjamaan doen denken, laat hij de beer herleven. Hij herhaalt driemaal een magische formule: “Marti avec cinq kilos de viande bouillie et une femme dans ton lit, allons réveille-toi Marti!" Dit wordt begeleid met het herhaaldelijk krachtig lucht blazen in de aars van de beer die dood op de grond ligt. Uiteindelijk herleeft de beer (beren) waarna naar een volgende boerderij getrokken wordt voor een nieuwe opvoering.[13] Levenswind inblazen (Foto Gaignebet, Rabelais) 3.1 Carnavalsberen terug inhoud Een man vermomd als beer is in de Europese folklore zeker geen onbekende. We bespraken rees de carnavalspektakels in de Pyreneeën In het museum te Binche is een permanente tentoonstelling gewijd aan de Gilles. Oorspronkelijk was deze koning van het Belgische carnaval een een Wildeman. Door de evolutie van de laatste honderd vijftig jaar kreeg hij zijn hedendaags uiterlijk. De bellen, de klompen en zijn brede romp, opgevuld met stro, verwijzen naar zijn beerachtig verleden. In een flits wordt de relatie GilleS-trommelaar duidelijk. Deze gaat terug op de relatie beer-berentemmer. De Gille mag geen pas verzetten zonder begeleiding van een trommel zoals de berentemmer zijn beer doet dansen op het ritme van zijn tamboer.
Een dergelijke figuur kent men op de feestdag van Sint-Andreas in ex-Yougoslavië, van Slovenië tot Macedonië.[16] Ook in Roemenië, Bulgarije, Hongarije, Tsjechië, Slowakije verschijnt tussen Kerstmis en Pasen een figuur gelijk aan onze Wildeman, gehuld in vachten of ingepakt in stro. In de afgezonderde gebieden van Roemenië bleef het spel met de beer tot recentelijk bestaan. Bijna heel het carnaval gaat in Roemenië door tussen 24 december en 7 januari, slechts een klein gedeelte voor de Vasten. Het is geïnspireerd op het optreden van de Zigeuners. Het meest archaïsche spel toont de dans van de beer, het ter dood brengen en daarna de wederopstanding. Dit gebeurt doordat de berentemmer de beer een operatieve insnijding geeft.[17]In al deze spelen wordt het conflict tussen Wildheid en Beschaving aangehaald. Om de botsing te beschrijven wordt de koning van het woud, de Beer, opgevoerd. De beer moet sterven en zal later weer levend worden. Deze beer is één van de sluitstukken om de carnavalfolklore te begrijpen.
3.2 Menselijk Beest terug inhoud Het meest bekend in onze streken is de bruine beer (Ursus Arctos). Geen ander dier heeft op de volkeren van het noordelijk halfrond zo'n diepe indruk gemaakt. In landen waar de leeuw onbekend was, gold hij als de 'koning der dieren'. Reeds de vele namen welke hij in de diverse landen draagt, vormen een aanwijzing voor de indruk die hij op de mens maakte. Ook komt zijn naam voor in talloze benamingen van dorpen en steden, zijn figuur in sagen, fabels, en sprookjes, en tenslotte als zinnebeeld op vele wapens.
Volgens GIMBUTA heeft de benaming ‘beer’ een andere oorsprong. De beer was in de prehistorie symbool voor de oermoeder, de Grote Godin, de Moedergodin. Deze werd vooral aanbeden als godin van het leven en de vruchtbaarheid. De associatie daarmede vindt men in de Germaanse talen nog terug in verwante woorden voor geboorte (Engels ‘birth’), zwangerschap, baren (Engels ‘to bear children’). De Indo-Europese wortel ‘bher-‘, geeft in het Germaans ‘*beran’, en betekent ‘bevallen’, ‘dragen’. Het Germaanse ‘*barnam’ beteklent ‘bambino’, in het oud-Noors ‘burdh’, waarvan ‘birth’, geboorte. [19]In de Baltische talen is zijn naam verwant aan ‘likken’, ‘lécher’ vanwege zijn broedzorg: ‘lokys’ in het Litauws en ‘lacis’ in het Letlands. Bij de Slaven voert zijn naam terug op het feit hij graag honig lust. ‘Medved’ in het Russisch waarin we de woord ‘mede’ en ‘eet’ herkennen. In de Keltische talen vinden we de oorspronkelijke Indo-Europese benamingen terug die verwijzen naar ‘*art’ maar dikwijls ook taboenamen zoals in het vroegere Welsh ‘mêlfochyn’, wat honing (mêl) en zwijn betekent. Even boeiend zijn de talrijke troetelnamen die het dier kreeg in de verschillende culturen. Meestal noemt men het de ‘oude’ of de ‘oude van de bergen’, wat op zijn wijsheid en zijn gebogen gang wijst, of ‘meester van het bos’ omdat hij de meester van de dieren is.[20] De beer werd beschouwd als een wezen dat in zekere zin 'op gelijke voet' staat met de mens. Hij kan rechtop lopen, zijn voetsporen lijken op die van de mens, en ook zijn gestalte is vergelijkbaar.[21] Heeft de beer ongeveer de gestalte van een mens, in kracht en snelheid is hij evenwel niet te evenaren. Alhoewel beren in de natuur niet agressief zijn, blijven het gevaarlijke tegenstanders en daardoor dikwijls gebruikt voor minder leuke presentaties zoals in het oude Rome. "Keizer Caligula liet op één dag 400 beren in de arena tegen grote honden en gladiatoren vechten."[22]
Belangrijk voor ons verhaal over Valentijn: het seksuele gedrag van de beer is bijna menselijk. "In de dierentuin van Berlijn is waargenomen dat er geen vaste bronst- en draagtijden zijn. De wijfjes van de bruine beer kunnen tot ver in de zomer bevrucht worden. Verscheidene zoölogen delen mee dat bij enkele beren een aantal bronstperioden op elkaar volgt. (...) In Berlijn is bij de daar gehouden beren een maximum van (opeenvolgende???) 31 paringen geteld."[25] Men zou voor minder op de feestdag der verliefden gevierd worden. Mits wat zoekwerk vinden we meer en meer verbanden. In landen waar nu nog of tot voor kort beren
in het wild voorkwamen, vertelt men over de ontvoeringen, vooral van vrouwen,
door beren. In Anatolië werden daarover tot in de jaren vijftig in de pers
berichten gepubliceerd. Pikant detail, alle vrouwen die ooit werden terug
gevonden, verklaren dat ze verlangen naar de warmte van hun beer. Dichter bij
ons, in het Franse Ariège, werd in 1808 een vrouw gevangen genomen. Ze was
helemaal naakt en het haar hing in lange slierten over haar lichaam. Volgens het
Journal de lEmpire van zeventien
januari 1814 weigerde de vrouw elk gesprek met haar bewakers, tot dat men haar
vroeg hoe ze kon overleven in een streek vol wilde beren. Ze antwoordde: "Ce
sont mes amis et ils me réchauffent.”[26]
Ook broedzorg maakt beren menselijk. De draagtijd bedraagt zes tot negen maanden. De jongen worden door de berin met de grootste toewijding groot gebracht. Een berin zoogt haar jongen ongeveer anderhalf jaar en als er gevaar dreigt, verdedigt zij ze dapper. Zo "houdt ze de jongen soms nog een heel jaar bij zich en ook de daaropvolgende winter brengt het gezin dan gezamenlijk in een schuilplaats door." Al deze menselijke eigenschappen maken dat de beer voor de primitieve jagers geen concurrent was maar een nogal merkwaardige buur. Met deze kon het jachtgebied gedeeld worden en bij rituele handelingen werd hij geïmiteerd. "Vondsten uit de Steentijd tonen aan dat er toen reeds een ware berencultus bestond. Zo zijn in verscheidene grotten stenen kisten gevonden, zorgvuldig met platte stenen afgedekt, welke een aantal berenschedels bevatten; door de mond- en oogholten waren grote beenderen van de ledematen gestoken. In één grot waren schedels en beenderen van beren zorgvuldig in nissen gerangschikt, in andere grotten waren de koppen van gedode beren midden op een dansplaats op stokken gespietst.” [27]“Runeninscripties die in Finland zijn gevonden, tonen aan dat met name bij de noordelijke volken de beer een voorwerp was van religieuze verering."
Waarom werd onze beer als godheid aanbeden in de prehistorie? De herinnering aan deze cultus werkt zelfs door in de devotie van verschillende katholieke heiligen! Hun menselijke trekjes en hun seksuele aantrekkingskracht maken de beren uitverkoren totemdieren voor de primitieve jager. De religies en de mythologie van natuurvolkeren uit het noordelijk halfrond staan vol van berenverhalen. Zoals we reeds zagen staat de beer symbool voor seksualiteit. Maar ook een ander facet is zeer belangrijk. De beer is een boodschapper voor de afgestorvenen. Tijdens zijn winterslaap daalt hij af in de onderwereld en heeft daar contact met de doden. Sommige Siberische volkeren leven nog zoals de West-Europeanen uit de ijstijden.[28] Het zijn jagers en de beer is een godheid.[29] De beer wordt niet systematisch bejaagd. Is een beer gedood, dan volgt een feestelijk ritueel ter ere van het dode dier, dat men beschouwt als een familielid. De sjamaan[30] verhaalt daarbij de oorsprong en de geschiedenis van het volk, waarbij hij uit het hoofd een tekst reciteert van ongeveer dertigduizend verzen. Naast de sjamaan zit een stamgenoot die op een houtje of een been strepen trek naargelang de tekst vordert. Gelijksoortige instrumenten uit het Magdalénien werden gevonden in de archeologische site van Placard. Het feest eindigt wanneer men de beer weer naar zijn voorvaderen, dus ook die van de stam draagt. Daar zal hij moeten getuigen van de goeie ontvangst, het goeie eten en de manier waarop het voorouderlijk ritueel uitgevoerd werd. Men steekt de beenderen terug in de huid, want hij zal deze nodig hebben bij zijn wedergeboorte. Dit is een belangrijk ritueel dat we verder nog zullen ontmoeten.
Maar waarom dan deze echte berencultus? Eén antwoord op deze vraag vinden we in de carnavalstraditie. De beer is een kalendergebonden dier, zijn gedrag geeft de breekvlakken van het winterseizoen aan.[31] De beren gaan namelijk over in winterrust vanaf november, volgens het volksgeloof op 11 november, Sint-Maarten. (Een heilige die relaties heeft met de beer)[32] De winterslaap duurt enkele maanden en bij de eerste lentetekenen ontwaakt de beer definitief. Als de beer verschijnt, komt een einde aan de honger, de kou en de afzondering van de winter.Om het ontwaken te voorspellen kan men het ontwaken van de beer koppelen aan de stand van zon en maan. Of nog sterker! De mens kan de beer tot ontwaken dwingen door rituele ingrepen. De mens kan het verschijnsel helpen, het stimuleren. Daardoor kan de lente wat vroeger plaatsvinden dan het spontaan zou gebeuren. Het magisch ritueel waarmee de prehistorische of de antieke en zelfs de middeleeuwse mens de winter probeerde te verdrijven bestond niet zozeer uit gebeden (zoals wij ons dit vanuit de huidige West-Europese godsdienstige cultuur voorstellen). Veeleer door imitatie van de natuurlijke processen probeerde men de jaarcyclus draaiende te houden.[33] Dit kon door bijvoorbeeld het ontwaken van de beer na te bootsen begin februari. En dit nabootsen is zeer eenvoudig, een beer die gestroopt wordt, ziet er zonder zijn vacht zeer menselijk uit.[34]
Een mens met een berenvel over zich lijkt aardig op een echte beer. De stap naar een carnavalskostumering is klein. Wildeman komt als beer vermomd uit de bergen, uit het bos, naar de stad. Om hem uit zijn Wildheid te verlossen, worden zijn haren afgeschoren. Hierdoor maakt hij deel uit van de Cultuur. Dit is een handeling die bij het carnaval veelvuldig wordt uitgevoerd. Niet alleen de beer maar ook de nar wordt geschoren. Eén van de belangrijkste carnavalsvoorstellingen was het scheren van de nar, het gekscheren. Dit is op een aantal middeleeuwse afbeeldingen bewaard gebleven.[35] Dit gekscheren was zo maar geen grappige voorstelling, anders had het Concilie van Sens niet met herhaling (1460-1485) het opvoeren ervan en het deelnemen eraan op de laatste dag van het jaar moeten verbieden. In 1522 worden de kerkdienst (servitium) en het feest (festum) van het kerkelijk Zottenfeest nogmaals verboden net als het scheren van de ‘praecentor’ en de ceremonie van zijn verkiezing op Sint-Jan-Evangelist. Ook uit Dijon zijn er vermeldingen (1494) van het scheren van de zot voor de kerk.[36] In Mechelen werd aan Janne van Couwenberghe, die “den sot geschoren heeft in de rethoryk” in 1535 een vergoeding gegeven.[37]
Gemaskerden met levensboom, Slovenië (Foto STEINLEIN, Carnavals Fêtes d'Hiver) Rechts Bruegel Optocht met boom (Detail Carnaval) In Transsylvanië noemde Vette Maandag ‘Geschorenen Montag’. De meisjes brachten op die dag bezoek aan de jonge mannen, ze sprongen zo hoog mogelijk en riepen: ”So grosz soll euer Flachs wachsen!”[40] In de steden vinden we deze traditie terug bij het ‘gekscheren’. In de Baskische carnavals wordt de gevangen genomen vermomde Wilde (dikwijls een beer) geschoren, gedood en dan terug tot leven gebracht. In Baskenland (Luz, Gèdre) komt de wilde beer in het dorp, huwt een meisje, wordt geschoren en gedood, en daarna weer tot leven gewekt. In Prats-de-Mollo (Pyreneeën) dringen de beren het dorp binnen, bevuilen de vrouwen, worden gevangen genomen. Op voorspraak van de vrouwen mogen ze blijven leven, de doodstraf wordt omgezet in het scheren met een bijl. Ook in Zweden bestaat een dergelijk spel. Hier is het evenwel een bok die zijn baard en zijn hoornen afwerpt. Baard en hoornen vinden we ook bij de initiatie van de nieuwkomers aan de Middeleeuwse universiteiten. Deze initiatie valt te vergelijken met wat heden de ‘ontgroening’ noemt en gebeurde binnen de ‘colleges’ of ‘naties’ binnen de universiteit. Deze gemeenschappen lieten de neofiet toe zich te integreren in de ‘peergroup’ van de diverse faculteiten. De Manuale Scolarium[41] is een vijftiende-eeuws Duits werk met richtlijnen in de vorm van Latijnse dialogen die de studenten best hanteerden. Latijn was weliswaar de taal van de universiteiten maat daarom niet door iedere nieuwe student begrepen.
In dit werk vinden we een Latijns dialoog
waarin twee studenten een wild stinkend beest ontmoeten. Dat blijkt een
‘beanus’[42] te zijn. De
studenten moeten zijn hoorns afnemen en vacht scheren.[43]
Latere documenten uit zestiende en zeventiende eeuw vervolledigen dit beeld van
initiatie. In een satirische tekst uit 1494[44]
blijkt dat de ‘beanus’ zichzelf moet zuiveren door zijn hoorns af te leggen en
door zijn collegae te trakteren.[45]
In de statuten van Oxford
New College[46] uit 1400
verbiedt men “the most vile and horrible game of shaving beards, wich is
done the night before the inception of masters in arts of our college”.[47]
Het verwijderen van de vacht, baard of
hoofdhaar van de nar, staat voor
de beschaving van de
wildheid. Het verhaal van
Valentijn-Ourson brengt ons naar een
carnavaleske spiritualiteit, het verhaal van het ontwaken van de beer op
Maria Lichtmis. 4.1. Vrouwendag terug inhoud Februari is de maand van de maan. Het is de kortste
maand van het jaar en eens in de vier jaar trekt het de scheefgelopen
verhouding tussen maan en zon recht. In de Oudheid was het de maand van de
Moedergodin, waaraan we herinneringen
zullen terug vinden in de diverse vrouwelijke heiligen.[48]
Bij de Romeinen was het de maand van Juno
die door de vrouwen werd aangeroepen op 15 februari tijdens het feest van de
Lupercalia. Juno is de partner geworden van
Jupiter, de oppergod in het Romeinse
Pantheon. Oorspronkelijk was ze een Oud-Europese maangodin.
En in die functie bleef ze de persoonlijke beschermer van de Romeinse vrouwen.
De naam van de maand is afgeleid van ‘februum’, een reinigingsinstrument. Twee februari is vanouds een belangrijke feestdag. Deze dag valt veertig dagen (of anderhalve) maan na de winterzonnewende. In de Oudheid werd op deze dag in de grot van Akrotiri, dichtbij het antieke Kydonia in het westen van Kreta, het feest van Panagia Akoudiotissa, de Moeder Berin, gevierd.[49] Ook in het oude Ierland werd op deze dagen een vruchtbaarheidsgodin, Brigit of Birgid, gevierd.[50] Waarschijnlijk was deze identiek aan de Britse Brigantia of de Gallische Bricta.[51]
De
heilige Brigit nam later de attributen
en de feestdagen van deze godinnen over.
VER ELST[52] zegt dat ze gediend werd tegen oogziekten en tegen veeziekten,
in het bijzonder tegen het droogvallen van koeien. Als reden daarvoor geeft
CELIS[53] twee elementen uit haar legende. Om de jonge mannen niet
in bekoring te brengen, verkreeg ze van God een oogziekte. Daarbij was ze zeer
vrijgevig. Toen ze alle melk weggeschonken had aan de armen, eiste haar
stiefmoeder van haar dat ze deze verving. Ze bad tot de Heer die ervoor zorgde
dat er genoeg melk voorhanden was. De heilige Brigitta wordt steeds afgebeeld
in gezelschap van een koe.[54] In de Middeleeuwen was Lichtmis een belangrijk carnavalesk feest. Nog in 1516 beschrijft een humanist dit kerkelijk feest. Jongelingen hangen het beest uit in een parochiekerk. Ze steken elkaars haar aan met fakkels, verspreiden zo een afschuwelijke stank. Ze drijven de spot met de omringende heiligdommen.[55] Op Lichtmis werd dus carnaval gevierd. Zodanig zelfs dat een ‘lichtmis’ de benaming is voor een losbol, een doordraaier, iemand die zich overgeeft aan losbandigheid.[56] BRUEGEL maakte een gelijknamige prent, waarbij een dronkelap in het varkenshok geduwd wordt.
Land en de lucht werden gezuiverd door optochten met kaarsen en door het aansteken van grote vuren. Onder het ‘Ancien Régime’ bouwde men in Luik buitengewoon grote brandstapels. Het duurde drie dagen eer men de gloeiende as kon wegvoeren en het vuur bleef nog een week smeulen. Ook de stallen werden gezuiverd met smeulende jeneverbessen.[57] Lichtmis is voor de meteorologen een lotsdag waarop het weer bepaald wordt:Lichtmis klaar en hel Zo is de boer een arme gezel Lichtmis duister en donker Zo is de boer een jonker Deze weerspreuk moet geassocieerd worden met het ontwaken van de beer uit zijn winterslaap. De beer kijkt naar de maan. Indien het volle maan is, dan is de hemel helder. Het zal in de komende weken geen carnaval zijn, want in de week van carnaval is het nieuwe maan, dus is de hemel dan duister. Als er geen maanlicht is op Lichtmis zal het binnenkort carnaval zijn en komt de beer naar buiten. De lente is nabij. In Wallonië heeft men in de weerspreuken de ‘beer’ vervangen door een ‘egel’, wat in het Waals 'l’ours’, ‘l’ourson' luidt.[58] Voor GAIGNEBET is het carnavalsgebeuren gebonden aan het einde van de winter, een hoogst belangrijke scheidslijn in een beschaving die dicht bij de natuur staat. Dat einde van het dode seizoen wordt aangegeven door de Beer. Op 2 februari komt hij uit het hol waar hij overwinterde. Hij kijkt naar de lucht. Als die somber is, ordonneert hij, zo beweren de mensen, dat de winter voorbij is. Als de lucht blauw is, zal het koude jaargetijde nog veertig dagen duren. In dit tweede geval keert de beer van de folklore terug naar zijn hol. Daar zal hij zijn winterslaap nog veertig dagen voortzetten. Wat voor vorige generaties 'een winter' betekent, kunnen we ons nog moeilijk voorstellen. Het winters voedselpakket bestaat slechts uit wat boer en tuinder hebben kunnen oppotten tijdens de zomermaanden. Het ontwaken van de beer betekent een zeer belangrijk moment in het bestaan van boer en jager. Baarmate de natuur weer tot leen komt, zal er weer vers voedsel zijn! Dan mogen de resterende voorraden in een gigantische smul- en zuippartij opgebruikt worden. Al wat nu nog rest aan spek en bonen gaat in de pot en wordt uitgedeeld. Voor de wormen het laatste meel opvreten, bakken de huishoudsters er nog bergen pannenkoeken mee. De pannen worden ingewreven met het verse zwoerd van het laatste geslachte ‘verken’. Lichtmis noemt ook Vrouwendag of Pannenkoekendag, immers zo luidt het (toch wel dubbelzinnig) gezegde:Daar is geen wijveke zo rijk of zo arm Of ze maakt met Lichtmis haar panneke warm! [59]Met trommels en bellen, met vuurwerk en maskers worden de laatste wintergeesten verjaagd. Dit is Vastelavont en volgens onze huidige kalender is het begin februari. De vroegst mogelijke datum voor Vastelavont is de dag na Lichtmis. Dat is drie februari of de dag van de heilige Blasius. Zijn cultus is nauw verweven met de kaarsen van Lichtmis. Zijn devotie en die van de vorige dag lopen door elkaar. Beide dagen zijn trouwens carnavalsdagen ook als Vette Dinsdag, later valt, dus niet op die derde februari valt. Dit gegeven moeten we weerhouden. Vastelavont en daarna Pasen zijn in de liturgische maar ook in de volkskalender de scharnierpunten van de mobiele feestdagen. Deze dagen vallen elk jaar op een andere datum in tegenstelling tot de vaste feestdagen. De bepaling van deze veranderlijke feestdagen lijkt een ingewikkelde materie. Paasdag valt op de eerste zondag volgende op de eerste volle maan volgend op de lentenachtevening of equinox. De nachtevening is het
moment waarop dag en nacht even lang zijn. De zon staat dan pal boven de
evenaar. Deze dag is doorgaans éénentwintig maart. Het juiste moment van de
lente-equinox is het overschrijden van de evenaar door de zon wat slechts met
nauwkeurige instrumenten kan gemeten worden. De kerk was verplicht om de
paasdatum lang op voorhand vast te stellen. Dat deden de ‘computisten’, de
berekenaars, die met deze moeilijke bezigheid belast waren. Dus bij het bepalen van de
paasdatum moet worden rekening gehouden met een ‘zondag’, de ‘zon
tijdens de lentenachtevening’ en de ‘volle maan’ die erop volgt.[60] De enige regelmatige
partner in dit trio is de zon. Jaarlijks op eenentwintig of de volgende
nacht, tweeëntwintig maart, staat ze boven de evenaar. Indien we twee
opéénvolgende jaren in beschouwing nemen, blijken weekdagen onregelmatig te
verschijnen op de kalender. Na een jaar verschuift de zondag met één dag,
in een schrikkeljaar met twee. Dit omdat de week zeven dagen telt en het jaar
tweeënvijftig weken. Dat maakt driehonderd vierenzestig dagen of één dag te
weinig zodat volgend jaar alle data één dag opschuiven. Belangrijkste
onregelmatige in de combine is echter de maan. Een maanmaand duurt
meestal negenentwintig dagen en een beetje, want de lengte van een maanmaand
kan verschillen. Daarenboven heeft de maancyclus geen enkele overeenkomst met
de zonnecyclus. De Babyloniërs en de Grieken berekenden al dat de maan slechts om
de negentien jaar, na tweehonderd vijfendertig maanden of zesduizend
negenhonderd negenendertig dagen, terug in het vorige ritme valt met de zon.[61] De belangrijke liturgische feesten worden berekend door van de Paasdag een aantal dagen af te trekken of bij deze datum toe te voegen. Deze getallen hebben te maken met de veertig dagenregel. Veertig dagen voor Pasen begint de Vasten. Veertig dagen na Pasen is het Hemelvaart.
Indien de éénentwintigste maart
een zaterdag is, de zon in de morgen de evenaar passeert en in de loop van de
dag de maan eveneens haar volle gestalte heeft, dan valt op de daarop volgende
dag tweeëntwintigste maart de
Paaszondag. Dat is een extreem vroege Pasen; de vroegst
mogelijke. Een zeer zeldzaam voorkomende gebeurtenis, maar mogelijk. In de
voorbije vierhonderd jaar tussen 1582, de invoering van de Gregoriaanse
kalender, en oktober 1982 waren er slechts vier voorbeelden van deze vroegst
mogelijke
Pasen op tweeëntwintig maart.([62])
Indien Pasen op zijn
vroegst mogelijke kalenderpositie valt dan zal carnaval eveneens op zijn
vroegst mogelijke datum vallen: dit is
Vette Dinsdag op drie februari. De volle
maan volgend op de lentenachtevening valt op éénentwintig of tweeëntwintig maart.
De vorige volle maan was op negentien of twintig februari (80-81e dag-30=50-51e
dag). Nieuwe maan was te zien op vier of vijf februari (50-51e dag-15=35-36e
dag). Dit hoeft niet altijd 's nachts te zijn, de maan schijnt (of schijnt
niet) ook overdag, alhoewel dat dikwijls niet waarneembaar is. In het jaar 1818
was er zo een vroege sleutel.([63]) Er is iedere
keer een nieuwe maan in de periode van de
Vette Dagen.
Nieuwe maan betekent dat er enkele maanloze nachten zijn.
Pasen is gekenmerkt door de volle maan, carnaval en vooral
Vette Dinsdag door nieuwe maan.
Pasen is het feest van de eerste volle maan van de lente,
Vastelavont van de laatste nieuwe maan van de winter.
Pasen is het feest van het licht dat schijnt in de duisternis.
Vastelavont is
het feest van de duisternis die met lawaai en vuren verjaagd wordt.([64]) Er is dan iets heel merkwaardig aan de hand met de kalender.
Doordat de kalender vooruitgaat met sprongen van veertig dagen afhankelijk van
de maan, zal Kerstdag met volle maan zijn.
Sint-Maarten (11/11) en Driekoningen
(06/01) zijn maanloos net als de carnavalsdagen.
Lichtmis valt samen met
Vette Maandag en is eveneens een maanloze nacht. Na
Pasen (volle maan) valt
Hemelvaart samen met
Meiavond,
een maanloos feest dat vroeger een carnavalesk karakter kon aannemen. Op
Walburgisnacht, dertig april,
vliegen de heksen door de lucht. In een vroeg jaar sluit
Sinksen dan de tiendaagse meicyclus. De
tiendaagse
Meiavondcyclus en de
tiendaagse
Sinksencyclus vormen
in feite één zelfde fenomeen en in de folklore vinden we voor beide cyclussen
gelijklopende tradities. Veertig dagen na
Sinksen
valt
Sint-Jan (vierentwintig
juni, de zomerzonnewende van de volkskalender). Het is dan weer volle maan
indien we in een vroeg jaar zitten. 4.5 Seizoenregulator terug inhoud Volgens de auteurs van La Mythologie de la Suisse ancienne is de beer niet enkel verbonden met de zon maar ook met de maan. Het gezegde over de beer van Lichtmis verwijst naar de maanstanden. Indien Pasen en Vastelavont in een vroeg jaar vallen (‘Mardi Gras’ op 3 februari en Pasen op 22 maart) is er op Lichtmis (2 februari) een donkere nacht. Dus is de winter bijna voorbij en de vasten kan starten. Indien op Lichtmis de volle maan schijnt (heldere nacht) dan verdwijnt de beer voor veertig dagen en verschijnt hij weer op 22 maart, na de lentenachtevening. Het is dan Pasen bij de volgende volle maan. Dit betekent dat, bij een heldere nacht op Lichtmis, Pasen en de daarmee samen hangende lente nog veertig dagen langer op zich laten wachten. De beer is dus niet enkel een oude Keltische of Indo-Europese godheid maar ook een door de volkse meteorologie lang aangehouden seizoenregulator.[65] "De aan de kalender gebonden harige beer van Maria-Lichtmis die kijkt wat voor weer het is, wordt aangetroffen in de belangrijke bergstreken van Europa (Alpen, Pyreneeën, enz.) (…) In de Pyreneeën is de (vermomde) beer (…) een schapendief. Men doet alsof men hem doodschiet om de kudden symbolisch te beschermen. Hij is ook een woeste en behaarde sater, een seksuele ondeugd: zijn zwart gemaakte poten steekt hij in de honing van de korven en in het bloesje van de meisjes."[66] De band tussen beer en carnaval bestaat nog overal waar het feest zijn archaïsche trekjes bewaarde. Deze diervermomming zal in de Middeleeuwse steden evolueren naar een alom aanwezige Wilde Man. 4.6 Wildeman terug inhoud De Cronike van Vlaenderen vermeldt dat in Brugge in 1429 een steekspel werd gehouden waaraan een ‘oosterlinck’ deelnam die als een Wildeman was vermomd. De mannen in zijn “gheselschip waren alle gecleet als wilde dieren. Ende andere staken verwapent (vermomd) als duuelen, ende al haer gheselscip van ghelijken.”[67] Op talrijke schilderijen beeldde men dit wilde personage uit. Hij is te vereenzelvigen met de kostumeringen die we ook nu nog overal in Europa terugvinden: gemaskerde personages die het midden houden tussen een mens en een monsterlijk dier.
In de Middeleeuwen was het
personage van de Wildeman zodanig
populair dat verscheidene herbergen zijn naam droegen. In Antwerpen waren er
zelfs minstens vijf kroegen met die naam. De meest vernoemde lag aan de Lange
Kammerstraat tot in de Boeksteeg. Verder was er nog een herberg aan de
noordzijde van de Meirbrug. In de volkse Toogstraat en de Sint-Michielstraat
waren er nog twee herbergen met die naam. In de hoerenbuurt van de Lepelstraat
was een hele
Wildemansgang. “De functie
laat zich raden”.[68]
Ook in andere steden vinden we herbergen met deze benaming, een bewijs van de populariteit van deze carnavalsfiguur. Over een gelijknamige herberg in Leuven in 1538 schrijft VIVES: “Sy voerden my naer Den Wildenman, Maer ick en kon se by ’t drincken niet volghen.”[69] Ook in Halle gaf de Wilde Man zijn naam aan een middeleeuwse afspanning, gelegen aan de Klinkaart.[70] Op de markt van Diest staat ook een Wildemanscafé. Het optreden de Wilde Man betekent het afsluiten van de carnavaloptochten. Volgens TOTH-UBBENS zat er een hiërarchie in de volgorde van de carnavaleske optochten. De feesten zetten in na Driekoningen met optochten door vreemdelingen, pelgrims en dan vooral de leprozen, de maatschappelijke paria’s bij uitstek. De andere sociale groeperingen kwamen in de loop van januari en februari aan de beurt. Zo volgden de boeren, de broederschappen, de gilden en tot slot de rijke lieden. [71] Dit rijke volk vermomde zich graag als Wilde Man en hun optochten sloten de carnavalperiode af.Een overblijfsel van deze
traditie is het verschijnen in Binche van de
Gilles op
Mardi Gras en enkel dan. Tot in de vorige eeuw was de
vermomming als Gilles veeleer zeldzaam omwille van de kostprijs van het
kostuum. Op de foto’s van rond de eeuwwisseling zien we dan ook tussen de
opgepakte massa carnavalsvierders slechts hier en daar de gekende pluimenhoed.
Ook in Duinkerken merken we hetzelfde fenomeen. In de negentiende-eeuwse
carnavals verkleden de rijke burgers zich als
Wilde
Man met de daarbij horende gebruiken.[72] De Wildeman is beroemd geworden in de geschiedenis van de Franse koningen door een rampzalig afgelopen carnavalsfeest. Op dinsdag voor Maria Lichtmis van 1393 gaf de koningin een gemaskerd feest. Zes jonge mannen, onder wie de koning en Yvain, de bastaardzoon van de graaf van Foix, vermomden zich als wilde bosbewoners “door linnen kostuums strak om hun lichaam te laten naaien die waren gedrenkt in een harsachtige was of perk om er een laag rafelige hennep op aan te kunnen brengen zodat zij er van kop tot teen ruig en harig uitzagen.” Gezichtsmaskers verborgen hun identiteit volkomen. [73]De gemaskerde figuren maakten tijdens hun Dans der Wilden allerlei bokkensprongen voor de feestvierders, bootsten het gehuil der wolven na en maakten obscene gebaren terwijl de gasten moesten raden wie zij waren. Toen andere gasten met toortsen binnenkwamen viel een vonk, een been vatte vlam en toen stond de eerste danser in brand, gevolgd door een tweede. Het vertrek was vol snikken en kreten van afschuw van de gasten en gekrijs van de helse pijn van de brandende mannen. Behalve de koning ontkwam alleen de heer van Nantouillet door in een grote wijnkoeler met water te springen. De noodlottige maskerade zou bekend worden als het ‘Bal des Ardents’, het bal van de brandende mensen.[74] De Wildeman is een gevierd attribuut bij de adel. De beroemde Graaf van Egmont had Wildeman in zijn wapenschild staan. Het is te zien in het museumpje waar eens zijn kasteel stond, in Lamahaide, een dorpje tussen Frasnes, Lessines en Ronse.
De Wildeman loopt nog in talrijke varianten rond in de Europese carnavals. In Bazel heet hij ‘Blaetzlibajass’ genoemd naar de talrijke fluwelen blaadjes, Bläztli, die op het kostuum genaaid zijn. ‘Bajass’ is verwant met ‘paljasse’ en verwijst naar ‘paille’ (stro). Deze figuur is gekend in heel het zuiden van Duitsland en in Zwitserland.[75]We vinden hem terug in het Folkloremuseum van Doornik of in het volksspel van Sint-Evermarus in de Tongerse deelgemeente Rutten.[76] De blaadjes op het kostuum van Wildeman zijn ook herkenbaar in de Harlekijnvermomming waar de ruitvormige lapjes eveneens verwijzen naar blaadjes. Tenslotte moet nog worden
vermeld dat onze Wildeman ook
prijkt op de wapenschilden van verschillende steden: Antwerpen, Kortrijk,
Oudenaarde.
Ook onder de heiligen vinden we deze figuren terug. We noemen ze beerheiligen of carnavalheiligen. Het winterse carnavalgebeuren wordt begeleid door een reeks heiligen zoals Martinus, Nicolaas, Andreas, Johannes, Vaast, Antonius. Deze heiligen worden in hun devotie of in hun Vita betrokken bij beren, winden, wilde mannen. Ook de in Halle (Brabant) bekende Waldetrudis (translatie op 3 februari) wordt vernoemd in verband met beren (Ghilenus) en carnaval.
5.2 Carnavalheilige terug inhoud Blasius is de belangrijkste beerheilige. Hij is tevens één van die markantste patroonsheiligen omdat hij bij carnaval maar bijvoorbeeld ook bij de textielproductie heel nauw betrokken is. Hij wordt gevierd op 3 februari, wat de vroegst mogelijke datum is voor Vette Dinsdag. In de Nederlanden en Duitsland vinden we tegenwoordig weinig sporen van deze Blasius, alhoewel hij ook hier een beschermheilige van molenaars (luchtdoorstroming, wind) en boeren is.[77] Hij moet in Vlaanderen goed gekend zijn geweest. Zijn eredienst werd door uitgeweken Vlamingen in de veertiende eeuw naar Engeland overgebracht.[78] Volgens CELIS is hij patroon der kamslagers. In de streek van Luik geldt hij als de patroon van de steenhouwers (metselaars) en de wolhandelaars.[79] In Gent werd hij gevierd door het ambacht van de hoedenmakers, een textielambacht.[80]
LE ROY LADURIE vernoemt hem bij de carnavalsoptochten van de wevers van Romans. Hij is er de patroonsheilige van de textielarbeiders, maar ook van andere categorieën zoals de landarbeiders en steenhouwers (maçonnieke heilige). Deze ambachten openen daarom op 2 en 3 februari het carnavalsfeest.
Op 3 februar, St Blasius, trekken de mannen van het Almonocid del Parquiesado verkleed als heilige wildeman door hun dorp
Blasius is één van die heiligen die wegens dubieuze devoties stilaan vergeten worden door de officiële kerk. Voor GAIGNEBET stamt de devotie tot de heilige Blasius uit een prechristelijke cultus tot de beer. Hij is zowat het prototype voor de andere carnavalsheiligen.
Zijn legende vertelt dat hij als kluizenaar leeft in een grot waar de dieren zich verzamelen. De vogels brengen hem eten. Vele zieken die hem bezoeken, worden door hem genezen. Een zeer belangrijk mirakel is het genezen van een ‘kind van de weduwe’. Het kind heeft een visgraat in de keel, waardoor het niet meer kan slikken. Hij wordt alzo beschermer van de keelholte en de luchtdoorstroming aan beide zijden van het lichaam. Een andere keer heeft een wolf het varkentje van een weduwe meegepakt. Blasius beveelt aan de wolf het dier terug te geven, wat dan ook gebeurt. Wegens zijn mirakelen wordt de heilige opgesloten. De weduwe brengt hem de poten en het hoofd van het varkentje, samen met een brood en een kaars. Hij wordt gefolterd met wolkammen, waarmee men zijn lichaam openreet. Zijn martelaarschap verwijst naar het scheren van Ourson en de carnavalberen. Zeven vrouwen die zijn bloed opvangen, bekeren zich en worden opgesloten en eveneens gefolterd. Hun borsten worden afgesneden maar uit de wonden vloeit geen bloed, maar hemelse melk.[81] Tenslotte wordt heel het gezelschap samen met twee kinderen en de heilige Blasius onthoofd. De christelijke legenden zijn geen jeugdliteratuur. Gevoelige zielen kunnen beter de lectuur van DE VORAGINE[82] overslaan.
5.3 Devotie terug inhoud Blasius is in folkloristisch opzicht heel belangrijk. Werd hij niet tijdens zijn marteldood verscheurd door ijzeren nagels, door wevers- en wolkaarderskammen, kortom over de hekel gehaald? Het is normaal dat de kaarders, en bij uitbreiding de lakenproducenten of wevers, hem als schutspatroon beschouwden.[83] De boeren en landarbeiders waren eveneens beschermelingen van deze buitengewoon geliefde heilige. Belangrijk detail, alle heiligen zijn door hun feestdagen waarop er niet gewerkt hoeft te worden, de vrienden van de arbeider. VAN GENNEP herkent in de verering die de bevolking in de Alpenstreken hem toedraagt, een soort van bevruchtende en muzikale godheid voor textielnijverheid en landbouw. Hij is de kleine god van het Leven, maar ook van de Dood. Hij is de schutspatroon van het Saint-Espritgilde, dat is belast met het begraven van de doden. [84] Blasius knipoogt ook naar de meisjes die op gepaste wijze hun gebeden tot hem richten. Ze brengen een offer in ruil voor een slok wijn en een minnaar binnen een jaar.[85] In de volksgeneeskunde is Blasius belast met de vrije doorgang van de grote winden door de keel. Hij geneest strottenhoofd en ontstekingen van de keelholte.[86] In de Dauphiné, de Savoie en de zuidelijke Alpen las men de mis op de dag van Blasius voor het welslagen van de komende oogsten. Dan werd het zaad van het zomerkoren gezegend. Alle aanzittende boeren en koeherders aten een brood waarin een kruis was gekerfd. Vervolgens begaven ze in optocht naar zijn standbeeld, waarbij ze een met bloemen versierde dennenboom meedroegen. Dit beeld zien we ook bij BRUEGHEL in Strijd tussen Carnaval en Vasten. We zien een optocht van melaatsen. Op kop loopt een persoon met een dennenboom getooid met bloemen. Bij Blasius vinden we dus een reeks van codes die we bij de andere beerheiligen ook zullen tegenkomen. Hij is meester van de luchtwegen en bij uitbreiding de wind, alle winden, ook de intestinale. Hij geeft bevelen aan de dieren en geneest ze, hij is dus meester over de dieren. Hij leeft in een spelonk, dus onder de grond. Zijn rijk is de onderwereld. Men foltert hem ter dood maar hij leeft nog. Hij is dus meester van de dood en wederopstanding. Dood en vruchtbaarheid zijn in zijn persoon verweven, hij is een landbouwheilige. Hij is niet enkel een textielheilige maar wordt vereerd door de kathedraalbouwers, de vrijmetselaars.
Hij is bijgevolg een maçonnieke heilige, dus betrokken bij de initiatie.[87] En belangrijk voor onze studie, hij wordt gevierd in de carnavalsperiode, hij is een Carnavalsheilige. 5.4 Heilige winden terug inhoud
Sint-Valentijn is een windheilige en net als Blasius wordt hij aangeroepen door de molenaars om een gunstige wind te verkrijgen.[88] Dit schijnbaar onbelangrijk detail wordt door alle volkskundigen vermeld. Waarom worden sommige heiligen, zoals Blasius, Valentinus, Antonius, Martinus, Andreas, Bernard, vernoemd in verband met de wind of aangeroepen door molenaars en schippers? Voor Blasius lijkt dit evident, omwille van zijn naam die lijkt op 'blazen' en een 'blaas' is iemand die veel wind verkoopt. Lang geleden mochten Scandinavische zeelui zelfs geen bonen eten op 3 februari opdat ze toch maar geen tegenwind zouden produceren op de feestdag van Blasius. Maar zo eenvoudig is het niet. In het Frans lijkt ‘Blaise' toch niet op 'souffler' en ook in Frankrijk wordt hij als heilige geassocieerd met wind.
De verklaring voor al deze winderigheid vinden we ook in de mythologie van de beer. Het begin van de lente wordt aangegeven doordat de beer een luide knal afgeeft. Aan deze wind zit overigens niks bovennatuurlijks. Tijdens het overwinteren vormt de beer in zijn darmkanaal een harde prop. Bij het ontwaken in de lente moet de prop eruit, en dit gebeurt met een harde knal en veel wind! Het belang van dit spontane en veeleer banale voorval mag niet onderschat worden. Het luidruchtig gebeuren werd beschreven door de grote geesten van de oudheid, Aristoteles, Plinius, Plutarchus.[89] Maar het meest bizarre moet nog komen.[90] Volgens het volkse bijgeloof dat zou afstammen van heidense (Germaanse? Keltische? Slavische? Sjamanistische?) religies, daalt de beer tijdens zijn winterslaap af in het dodenrijk. Hij graaft zich effectief in onder de grond. Hij zou daar de zielen van de voorouders opnemen en meebrengen naar deze wereld. Bij zijn ontwaken laat hij de zielen van de voorouders los door een verschrikkelijk harde wind: de ‘moeder van alle scheten', een carnavalesk thema. Het is de taak van de levenden deze zielen van hun voorouders te ontvangen met voedsel en geschenken. Dit zeer oude ritueel zagen we reeds bij de Siberische jagers, maar het wordt ook opgevoerd tijdens het carnaval. Gemaskerden, symbolische vertegenwoordigers van de voorouders, gaan verkleed als beer of wildeman, van deur tot deur om eten en drinken in ontvangst te nemen.[91] Het gevolg van dit oude volksgeloof is dat tijdens het carnaval veel wind moet worden gemaakt. Volgens de middeleeuwse traditie horen bonen en erwten op het menu te staan tijdens carnaval.
In Aarlen trekken de kinderen van de wijk ‘Hetschegâss’ ieder jaar op Grootvastelavont door de stad. Ze zijn uitgerust in schilderachtige lompen en rond de hals dragen ze grote zakken. Vanaf ’s morgens gaan ze aankloppen aan de deuren van de jonggehuwden om er ‘Fâschtebounen’[92] te verzamelen. Dit gebruik noemt ‘stierek’.[93] Er is ook een volksdans bekend uit de Noorderkempen (Minderhout) die Draaiende Winden heet. Deze wordt gedanst door vier vrouwen die met hun gespreide rokken heftige windverplaatsingen veroorzaken. De dans is bedoeld om de wind te beïnvloeden.[94]De puzzels passen beetje bij beetje in elkaar. Het feest van Valentijn gaat terug op de zeer oude symboliek van dood en wederopstanding, zowel bij mens als in de natuur. Het verhaal is ook nauw verbonden met de vruchtbaarheid en de seksualiteit van de beer. Het verhaal van Valentijn-Ourson levert de sleutel tot deze symboliek. En hier komen we terug bij de heilige Blasius die uit Armenië komt, een bergland. Tijdens leven en werken woont hij in een grot waar de wouddieren zich rondom hem verzamelen. De vogels brengen hem voedsel. Dat lijkt op Ourson die ook de meester is der wouddieren. Er zijn nog overeenkomsten. In zijn legende temt Blasius verschillende dieren, Valentijn temt Ourson. Blasius wordt gefolterd doordat hij wordt gevild en Ourson wordt door zijn belagers geschoren. Volgens een andere hypothese zou de naam Valentijn verband houden met een ander belangrijk dier in het volksgeloof. Uit de naam VALentijn kan men de stam ‘val’ weerhouden, wat volgens sommigen verwijst naar de wolf. De wolf is in de natuur de enige vijand van de beer. Als de beer winterslaapt dan wordt de wolf de angst aanjagende koning van het dierenrijk. Maar als de beer ontwaakt moet de wolf zich weer gedeisd houden. Beide dieren vermijden elkanders holen. Ook de naam van Blasius, Blaise, zou kunnen terug gevoerd kunnen op ‘wolf’. Dan zou het een Latijnse of Franse verbastering zijn van het Bretoense ‘bleiz’[95], in Wales ‘bleidd’.[96] Volgens deze hypothese zou het feest van verliefden zijn oorsprong vinden in de Lupurcaliën, een vruchtbaarheidsfeest uit het oude Rome. Deze feesten werden gevierd op 15 februari.[97] De naam ervan is afgeleid van ‘lupus’, wolf. MACROBIUS schrijft dat de wolf de geïnitieerde voorstelt. Hij heeft het licht gezien zoals de wolf. In de Oudheid legde men een verband tussen de wolf en het licht van de zon. Bij het naderen van de wolf verdwijnen, vluchten de kudden zoals de sterrenbeelden voor de zon. Ook de sterrenbeelden zijn kudden met sterren op vlucht voor het licht van de dageraad.[98]
In elk geval: Valentijn is een carnavaleske heilige en het feest levert boeiende materie voor wie zich wil verdiepen in de carnavaltraditie. WORDT VERVOLGD Deze tekst is nog niet af. Wegens gebrek aan tijd zal het
vervolg pas geschreven worden tegen volgende
Valentijn. Ik beschik wel over een
voordracht met lichtbeelden over deze thematiek. Ik breng deze graag in uw
vereniging.
Armand SERMON Foto's verantwoording terug inhoud COUSSEE, B., Sacré Carnaval, Lille, Rites et Traditions, 1994. GAIGNEBET, C., A plus Hault Sens, L’ésotérisme spirituel et charnel de Rabelais, Paris, Maisonneuve et Larose, 1986, II delen GIROUX, Carnavals et Fêtes d'Hiver, Exposition Centre Georges-Pompidou, Paris 1984. Musée National d'Histoire Naturelle, d'Ours en Ours, Paris: 1988. Eigen verzameling.
[1] GATES, M.A., Saint Valentine’s Day Legends.
Christian Legends Mailing List, Internet. [2] VER ELST, Tijdspiegel, p.136. [3] CELIS, Volkskundige kalender, p. 130
[4] Cit. LAMONT-BROWN, Scottish Traditions and festivals, p.
23. [5] VER ELST, Tijdspiegel, p. 136. Celis, Volkskundige kalender, p. 130.
[6] BRUEGEL, Pieter de Oude, Strijd
tussen Vasten en Carnaval. [7] MOOIJKENS, Vanstenavond-Carnaval, afbeelding nr. 56, p. 119.
[8]
Ik geef hier een eigen literaire verwerking die ik overnam uit
LAJOUX, J.-D., D’Ours en ours, p. 41-43.
[9]
In de Middeleeuwen verklaarde men het krijgen van een tweeling als het gevolg
van een bevruchting omtrent dezelfde tijd door twee verschillende mannen.
TOTH-UBBENS, Verloren beelden, p. 80.
[10] GAIGENEBET, Hault Sens, p. 222.
[11] GAIGNEBET, Hault Sens, I, pp. 169-177. Deze auteur legt een band tussen
de beer, de maskerade in beer, het stilzwijgen van deze figuur, zijn naam
‘Naamloos’. Dit zou kunnen verwijzen naar de initiatie bij de Oudgermaanse
mannenbonden, waarbij de geïnitieerde ‘Berserker‘ of 'drager van berenhuid’
genoemd werd.
Zie ook GAIGNEBET, Hault Sens, voetnoot 662, p. 394.
[12] LAJOUX, J.-D., Ours, Croyances et
folklore. In : D’Ours en ours, p. 36
[13] LAJOUX, J.-D., Ours, Croyances et
folklore. In : D’Ours en ours, p. 38
[14] “Le
Mardi Gras, presque toute la Pologne promenait l’ours: son vêtement était, le
plus souvent fait de paille tressée, de fanes de pois ou encore de fourrures.”
M. REVELARD, Noël dans la campagne
Polonaise, p. 11.
[15] KOSTADINOVA, REVELARD, Masques d’Europe, catalogus, p. 17.
[16] Andreas is ook een beerheilige, het Andreaskruis is identiek aan de twee gekruiste kaarsen in de devotie van Blasius.
[17] De scène is uitgebeeld in het ‘Musée
International du Carnaval et du Masque’ van Binche. Zie ook de catalogus van de
tentoonstelling, GLOTZ, Masques et déguisements
de la Roumanie traditionelle, Mons: Tourisme du Hainaut, 1977, p. 11.
[18] Sanskriet ‘Rksah’, Hindoe ‘rich’, Tsigane
‘ric’, Perzisch ‘khers’, Koerdisch ‘hirç’, enz. Zie PRANEUF, Les Hommes et les ours, p. 28.
[19] L'altro aspetto della sacralità dell'orso è la sua associazione con la
maternità. I ricordi popolari ci dicono che l'orsa fu un'antenata, una madre
generatrice, come il cervo e l’alce-cerbiatta, e la prova linguistica
suggerisce l'associazione, in inglese, tra la nascita (birth), la gravidanza (to
bear children, dove bear significa
anche ‘orso’) e il bambino. La radice europea bher-, germanico *beran, significa
"partorire", "portare". Il germanico *barnam significa ‘bambino",il norvegese antico burdh, ‘nascita’ (birth). GIMBUTTA, Il linguaggio delle Dea, p.
116. [20] PRANEUF, L’Ours et les hommes dans les traditions européennes, pp. 28-29. Een zeer goed boek om de folklore van de beer te begrijpen. [21] "De kleinste vormen zijn de reeds genoemde Noord-Afrikaanse Atlasbeer, die uit de Alpen, de Abruzzen en de Karpaten (lengte 170 cm, gewicht 70 kg). Iets groter zijn de bruine beren uit Scandinavië en West-Rusland (220 cm, gewicht 250 kg)." GRZIMEK, Dieren, p. 137. [22] GRZIMEK, Dieren, p. 138.
[23]
GRZIMEK, Dieren, p. 139.
[24] GRZIMEK, Dieren, pp. 140-141. [25] GRZIMEK, Dieren, p. 340.
[26]
Het 'Musée National d'Histoire Naturelle' publiceerde een instructief boekje
over de beer, d'Ours en Ours, Paris:
1988. Cit. p. 35.
Cit. Journal de l'Empire van 17/01/1814.
[27] GRZIMEK, Dieren, pp. 136-137. Volgens MIRCEA, Le Chamanisme, p. 391, is een basistudie het werk van NARR, Karl
J., Bärenzeremoniell und Schamanismus in der Älteren Steinzeit Europas. In: Saeculum, X, 3, Freiburg-Munich, 1959,
pp. 233-272. "Ses conclusions sont
les suivantes: les crânes et les ossements d'animaux que 1'on a trouvé dans les
sites du paléolithique européen (d'avant 50 000 à environ 30 000 ans avant
J.-C.) peuvent être interprétés comme des offrandes rituelles. Il est probable
qu'à peu près à la même époque, et en relation avee les mêmes rites, les
conceptions magico-religieuses du retour des animaux à la vie à partir de leurs
ossements se sont cristallisées. C'est dans ce 'Vorstellungswelt ' que plongent
les racines du culte de 1'ours d'Asie et d'Amérique du Nord. (Bãrenzeremoniell,
p. 271)." [28] In de buurt van het Siberische Albacan werd een natuurgebied van 140.000 hectaren afgebakend. Daar leefde een groep mensen die een lang vergeten dialect spraken. Het Belang van Limburg, 28/04/1999. [29] "Vanaf de prehistorie maakt de beer deel van de religieuze gevoelens. Tijdens de IJstijden werden de beren niet systematisch gejaagd. Daarvan getuigen de overblijfselen in de grotten. Recentelijk vonden archeologen in de Ardèche, Vallon-Pont-d'Arc, de schedel van een beer die op een rots was geplaatst zoals op een altaar." DE MORGEN, 20/01/95, p. 19. [30] Volgens het sjamanisme bestaat de kosmos uit twee of meer werelden, de ‘onze’ en de ‘andere’, waartussen interacties mogelijk zijn. De persoon die deze verschillende werelden kan betreden is de sjamaan. Hij doet dit om catastrofes af te wenden, om vruchtbaarheid van land, dier, en mens te verkrijgen. Dit contact kan verkregen worden dank zij de hulp van sommige hulpgeesten zoals dieren, waarmee de sjamaan zich identificeert. Onder trance kan de sjamaan zijn eigen geest naar de andere wereld sturen.
[31] "L'ours devient un repère calendaire et marque par son
comportement les moments essentiels du calendrier."
Musée National, Ours, p. 36.
[32]
‘Maarten’ verwijst naar de Indo-europese stam voor ‘beer’.
Trouwens tijdens het carnaval wordt de in beer
vermomde man 'Martin' genoemd: "Rappelons
seulement que l'ours se nommait 'artos' en grec, 'arth' dans la lanque des
gaulois et que les basques l'appellent 'artsa'. La parenté de ces noms avec
celui de l'ours 'Mart(h)in' semble tout à fait établie." Musée
National, Ours, p. 36. [33] “Le paganisme scandinave n’ est pas une réligion (…). Il ne se fonde sur aucune ‘doctrine’, nous ne lui connaissons pas de dogmes, il n’ existe que dans et par des rites.” BOYER, Boreales numéro 66-69, Internet, http://www.tele3.net/boreal/boreal.htm. [34] In het twaalfde-eeuwse dierenepos ‘van den vos Reynaerde’ bespot Reinaard de verminkte beer. Hij veinst de beer niet te kennen en meent een menselijke gestalte te herkennen: “Zeg me, priester, zoete vriend, bij den Here die je dient, in wat orde jij je entree wil doen, dat je draagt een rode kaproen? Wat ben-je prior of wel abt? Hij heeft je flink in je oren gekapt die je deze kruin heeft geschoren; je hebt heus je kuif verloren. Je hebt je wanten uitgedaan.” DECORTE, Reinaard de vos, Mechelen: CODA, 1995, p. 79. [35] VANDENBROECK, Kleuren, p. 78. [36] CHAMBERS, The medieval Stage, II, Oxford: Universal press, 1963, pp. 299&314. Jean DELUMEAU, La Mort des pays de Cocagne, Comportements collectifs de la Renaissancze à l’âge classique, Paris: Publications de la Sorbonne, Série Etudes 12, 1976, pp. 24-27. Cit. VANDENBROECK, Kleuren, p. 229.
[37]
VAN AUTTENBOER, Volksfeesten en Rederijkers
te Mechelen (1400-1600), GENT: Koninklijke Vlaamse Academie, 1962, p. 142.
VAN AUTENBOER, Volkskunde, 1978, p.
163.
VANDENBROECK, Kleuren, p. 229. [38] Het is boeiend om in het Internationaal Museum van het Masker te Binche deze vermommingen te bestuderen. [39] VANDENBROECK, Kleuren, pp. 77-78.
[40] ERICH, BEITL, p. 183.
Cit. GLOTZ, Dénominations, p. 444. [41] De Manuale komt uit Heidelberg maar meestal citeert men de versie van Paulus NIAVIS (Schneevogel) uit Leipzig. Zie STRECKENBACH, Gerhard, Paulus Niavis, ‘Latinum ydeoma pro novellis studentibus’, ein Gesprächsbüchlein aus dem letzten Viertel des 15. Jahrhunderts. In Mittellateinisches Jahrbuch 6 (1970), pp. 152-191: 7(1971), pp. 187-251. De Manuale Scholarium zelf is uitgegeven door ZARNCKE Friedrich, Die deutschen Universitäten im Mittelalter, Leipzig, Weigel, 1857, pp. 1-48. [42] Een ‘beanus’, bejanus, bejaunus of nieuweling was verondersteld zijn intrede in de universitaire gemeenschap te betalen met een maaltijd en feest aan de ‘anciens’.
[43] Manuale Scholarium, pp. 4-10.
[44]
Een gedetailleerd maar ook gedateerd werk over dit onderwerp is FABRICIUS,
Wilhelm, Die akademische Deposition. Beitrage zur deutschen Literatur- und Kulturgeschichte, speciell zur
Sittengeschichte der Universitäten, Frankfurt/Main, Lichtenberg, 1895. [45] In 1447 verbieden de statuten van de universiteit van Erfurt om de ‘beanus’ zonder de toestemming van de rector of universiteitscollege met meer dan een derde Rijnse gulden te belasten om zijn ‘beanium’ af te leggen
[46] KARRAS, Ruth Mazzo, J.H., Statutes
of the Colleges of Oxford, Oxford, 1853, 1:48. [47] SPONSLER, C., Sharing wine, women, and song: Masculine identity fomation in the mdieval European universities. In JEROME, WHEELER, Becoming Male in the Middle Ages, Garland Publishing, 1997, pp. 321-347.
[48]
- De Moeder Godin is in diverse Oudeuropese culturen en tijdvakken terug te
vinden als Gaia, Demeter, Cybele, Diana. Ze is de maagd die een zoon baart.
Deze sterft maar herrijst na drie dagen zoals de maan.
Zie GIMBUTAS.
[49] GIMBUTA, Il Linguaggio, p. 116.
[50]
Dit feest viel samen met Imbolc,
1 februari. Deze dag was één van de vier Ierse seizoenfeesten Door
vulgariserende literatuur verspreidde zich de idee dat Imbolc en andere feesten, zoals Samhain, door alle Kelten gevierd werd. Hiervoor is
vooralsnog geen enkel bewijs. Het was een tien dagen
durend zuiveringsfeest. ‘Bolg’ zou verwijzen naar ‘opgeblazen, opgespannen’. De
kudden geven hun eerste verse melk, de jonge lammetjes worden geboren.
Zie
GAIGNEBET, Le
carnaval, p. 14. Bij de Germanen was koe Audhumbla (de Melkrijke),
de oervoedster, symbool van het leven en de vruchtbaarheid. Uit haar uiers
ontstonden vier melkstromen. Zij likte met haar warme tong de eerste mens uit
het oerijs.
GOTTSCHALK, Lexikon der Mythologie, p. 364. [51] GREEN, Miranda, Dictionary of Celtic Myth and Legend, p. 50-51. [52] VER ELST, Tijdspiegel, p. 127. [53] CELIS, Volkskundige Kalender, pp. 112-113.
[54] MARKALE
vergelijkt de eredienst rond Brigitte met verschillende elementen van de
voorchristelijke Ierse cultus. Hij stelt niet alleen een overeenkomst vast
tussen de christelijke en heidense Brigitte, maar brengt alle vrouwelijke
heiligen uit de periode van begin februari terug tot één en dezelfde Keltische
godin die gevierd werd tijdens het Imbolcfeest.
MARKALE, Christianisme
Celtique, pp. 191-195.
[55]
Zie PLEIJ. In: DE MOOIJ, Vastenavond-Carnaval,
pp. 37-39.
B.MANTUANUS, Die Fasti von 1516 als volkstümmliche
Quelle. Textauswahl, Ueberzetzung und Kommentaar von H.Trümpy, Nieuwkoop,
1979. [56] VER ELST, Tijdspiegel, p. 131.
[57] DE WARSAGE, Calendrier Populaire, pp. 204-205.
[58] “Quand
l’lourson veut su ombe al Tchand’leusen i r’mousse è strö po six saminnes”.
DE WARSAGE, Calendrier Populaire, p.
208. [59] VER ELST, Tijdspiegel, pp. 130-131.
[60]
- Zeer handig boekje in verband met de geschiedenis van de kalender is van
COUDERC, Le Calendrier, Que sais-je,
Paris: Presses Universitaires, 1946. Over het ‘Concilie van Nicea’ in het jaar
325, Zie COUDERC, p. 28.
In het
Duitse taalgebied verscheen WIMMER, MELZER, Lexicon
der Namen und Heiligen, Innsbruck, 1982, met daarin ‘Zur geschichte und
Berechnung des Ostertermins’, pp. 39-47.
[61] - SIEMON, Easter algorithms I,
Newsgroup soc.religion.christian, Internet.
[62]
- Sinds de invoering van de nieuwe kalender viel Pasen in 1598, 1693, 1761,
1818 op 22 maart. De volgende maal dat dit gebeurt is 2285.
GM Arts 1998 , Internet, http://www.chariot.net.au/~gmarts/easter.htm.
[63] - “In the year 1818, Ash Wednesday is February 4 and Easter Sunday is
March 22.”. U.S. Naval Observatory Astronomical Applications Department, Internet,
http://mach.usno.navy.mil/cgi-bin/aa_easter. [64] - De veranderende gestalten van de maan vinden we in de Oude Europese cultuur terug als een verwijzing naar de dood en wedergeboorte van de zoon van de Moeder Godin. Na drie dagen duisternis, Nieuwe maan, wordt hij herboren. Na Volle Maan sterft hij opnieuw.
[65] GAIGNEBET, Hault Sens, pp. 155-156.
[66] LE ROY LADURIE, Romans, p. 313. [67] - BRAEKMAN, Spel en kwel, p. 255. cit. Dits die excellente Cronike van Vlaenderen, Antwerpen: Vorsterman, 1531. [68] - VERHUYCK, KISLING, Mandement Bacchus, p. 91. [69] VERHUYCK, KISLING, Mandement Bacchus, p. 91. [70] Een der oude gasthoven van Halle was de ‘Wildeman’, in 1585 beschreven als volgt: “une maison appelée l’heritaige de l’homme sauvage, tenant à l’heritaige Andries Ghysels, audict Passchier Palmenaire, à froncq la rue et derrière l’hostellerie de l’estoile”. In de baljuwsrekening nr 15099 staat het in 1480 reeds bekend, onder de naam van ‘le sauvage homme à Hal’. ’t Is het huis op den hoek van Klinkaart en Kasteelstraat, kort bij de sacristiedeur. In 1720 was het een brouwerij. Zie M.J.VAN DEN WEGHE, De Gasthoven te Halle. In: Hallensia, 1ste reeks, (1933), p. 81. Deze naam werd nog altijd vermeld in het kadaster van 1837. Johan VANVOLSEM, Verklarend register van 1220 plaatsnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, driemaandelijks bulletin van de K.G.O.K., 17(1995)2-3, p. 67. [71] - TOTH-UBBENS, Verloren Beelden, p. 83.
[72] - “Le
‘Pierlala’ est l’exemple type de l’inversion des classes sociales et de la
licence des moeurs en temps de carnaval: ce sont les jeunes gens des meilleures
familles de la ville qui forment le gros de leurs rangs (…). Mélangés aux
Pierlalas, les bossus s’en distinguent par la fraîcheur de leur costume vert ou
rouge rehaussé de galons d’or, par leurs ‘deux bosses tirées au cordeau’, par
leur grand chapeau pointu, leur collerette en fraise, et leur visage masqué.
Les bossus se recrutent également parmi les classes les plus distinguées de la
ville.” DENISE, Carnaval Dunkerqois,
p. 23. [73] - TUCHMAN, De Waanzinnige Veertiende Eeuw, pp. 561-563. [74] - TUCHMAN, De Waanzinnige Veertiende Eeuw, pp. 561-563.
[75] - GLOTZ, Traditions de Bâle, p. 8.
[76] - VALGAERTS, Keltische Erfenis, pp. 147-148. [77] VERELST, Tijdspiegel, pp. 131-132 [78] CELIS, Volkskundige Kalender, p. 122
[79] DE WARSAGE, Calendrier Wallon, pp. 209-210. [80] ALOSSERY, Het Gildeleven in vroeger eeuwen, p. 195.
[81] De heiligen van begin februari hebben
in hun legende een verwijzing naar borsten en melk. Brigitte (1/02) wordt afgebeeld met een koe, Blasius (3/02) wordt geassocieerd met
zeven vrouwen die hun borsten werden afgesneden maar toch een hemelse melk
produceerden, Agatha (5/02) is eveneens een borstheilige. [82] Een belangrijke bron voor de kennis van vroege heiligen is de Legenda Aurea van Jacques DE VORAGINE. Dit was een dominicaan die bisschop werd van Genua. Hij beschrijft ons de heiligenlevens als zeer wonderlijke maar historische verhalen. De fantastische voorvallen en mirakels, overblijfselen zoals relieken en graftomben, bewijzen voor deze middeleeuwse auteur de echtheid en het bestaan van heilige mannen en vrouwen. De verhalen klinken naïef en staan vol gruwelijke details over het lot van de ongelovigen en heidenen. Ze hebben een propagandistische waarde. De legenden moesten het volk het nodige respect doen opbrengen voor de kerk, haar goederen en haar heiligen. Het werk van DE VORAGINE is van uitzonderlijk belang omdat hij een bloemlezing brengt van de christelijke teksten uit de vierde, vijfde en zesde eeuw. Dank zij zijn verhalen begrijpen we waarom bepaalde heiligen patroon werden van een bepaalde stad of corporatie. Ook sommige iconografische afbeeldingen worden er door verduidelijkt.
DE
VORAGINE, J., La Légende Dorée,
Paris: Flammarion, 1967.
[83] LE ROY LADURIE, Romans, pp. 106-107.
[84] LE ROY LADURIE, Romans, pp. 106-107.
[85] LE ROY LADURIE, Romans, pp. 106-107. [86] CELIS, Volkskundige Kalender, pp. 121-122. VER ELST, Tijdspiegel, pp. 131-132.
[87] "Généralement
parlant, 1'histoire des religions distingue trois grandes catégories - ou types
d'initiation. La première comprend les rituels collectifs par lesquels
s'effectue le passage de 1'enfance, ou de l'adolescence, à 1'âge de l'adulte,
et qui sont obligatoires pour tous les membres de la société. La littérature
ethnologique designe ces cérémonies par les termes ‘rites de puberté’,
‘initiation tribale’ ou ‘initiation de classe d'âge’. Les autres initiations se
distinguent de celles de puberté en ce qu'elles ne sont pas obligatoires pour
tous les membres de la communauté et que la plupart se pratiquent
individuellement ou pour des groupes assez restreints. La deuxième catégorie
d'initiation comprend toutes les espèces de rites d'entrée dans une société
secrète, dans un Bund ou dans une confrérie. Ces sociétés secrètes sont
réservées à un seul sexe et sont três jalouses de leurs secrets respectifs. La
majorité des confréries sont masculines, constituent des Mânnerbünde, mais il
existe également des sociétés secrètes féminines. (…) Enfin, on distingue une
troisième catégorie d'initiation: celle qui caractérise la vocation mystique,
c'est-à-dire, au niveau des religions primitives, la vocation de
l'homme-médicine ou du chaman." MIRCEA ELIADE, Initiation, rites, sociétés secrètes, pp. 24-25. [88] “De schippers en molenaars vereren St-Valentijn tevens om gunstige winden te verkrijgen." VER ELST, Tijdspiegel, p. 131.
[89] COUSSEE, Sacré carnaval, p. 110.
[90] "Toutefois
les faits sont encore plus complexes, car l'ours serait un animal psychopompe,
accompagneur d'ames, c'est à dire qui, a l'égal d'Hermes, aurait la faculté de
conduire ou de sortir les âmes des morts des enfers. Or durant son voyage
hivernal dans le monde souterrain, l'ours se gonflerait des âmes du
Purgatoire. A sa sortie, il les remonterait dans le monde des vivants, les
laissant s'échapper au moment de l'expulsion du fameux bouchon." Musée
National, Ours, p. 36. [91] De Indiculus superstitionum et paganiarum uit de achtste eeuw verbiedt deze vooroudercultus in onze streken. ‘Nr. 1. De sacrilegio ad sepulchra mortuorum’, de heiligschennis bij de graven van de voorouders, ‘Nr2. De sacrilegio super defunctos, id est dadsidas”, het nemen van dodenmalen of drinkgelagen op de doden en “Nr25. De eo quod sibi sanctos fingunt quoslibet mortuos’, het feit van zich in te beelden dat elke overledene een heilige is. Zie DIERKENS, Magie, pp. 18-21. [92] Vroeger waren het bonen, maar tegenwoordig is dit suikergoed, gebakjes, vruchten en ook geld. [93] Jack VERSTAPPEN, Carnaval in België, Brugge: Orion, pp. 31-32. Zie ook DE WARSAGE, Calendrier Populaire.
[94] HAEGENDOORN, Fête de Moissons, Saint-Jans Cappel, Musique traditionelle de Flandre
Française, Godewaersveldt, LP Haegendoorn, 1986, nr A5.
[95]
Er bestaat een Bretonse legende over een weerwolf Bisclavret. De naam is
afgeleid van ‘bleiz’ (‘wolf’) en ‘laveret’ (‘doordacht’, afgeleid van
‘spreken’). Het verhaal werd eind de twaalfde eeuw geschreven door Marie de
France in het Anglo-Frans. Dit is niet enkel één van de eerste West-Europese
weerwolfverhalen. Het is eveneens één van de eerste literaire teksten
geschreven door een vrouw. RYCHNER,
J., Les Lais de Marie de France. Paris, Champion, 1983.
[96] MARKALE, Christianisme Celtique, p. 194.
[97] J.P. LELU, Matériaux pour une mythologie
du loup. In: Bulletin Société Mythologie
Française, 78(1970) juillet-septembre, p. 120. [98] “quae pari religione Apollinem itemque lupum, hoc est luvkon, colit, in utroque solem venerans, quod hoc animal rapit et consumit omnia in modum solis ac plurimum oculorum acie cernens tenebras noctis evincit. Ipsos quoque, id est a prima luce, appellatos quidem putant, quia hae ferae maxime id tempus aptum rapiendo pecori observant, quod antelucanum post nocturnam famem ad pastum stabulis expellitur.” MACROBIUS, Saturnalia, Liber I |